Laatste update: 2 september 2023
Graaf Dirc heeft ambities
In 950 besluit de mythische en legendarische Graaf Dirc van Holland om zich als soeverein te doen erkennen binnen het immense Heilige Roomsche rijk Teutonischer Nation. Zijn ambities gaan ver. Héél ver. Hij wil binnen dat rijk koning worden. Daarna wil hij een gooi doen naar het Keizerschap. Op het eigenste moment is Dirc, die men later tooit met het dynastieke cijfer II – alsof de familie al echt gezagspretenties mag koesteren –, nog alleen maar een landelijk rauwdouwer. Een roofridder. En eigenlijk is dat nog te veel eer. Maar Dirc als echte nouveau riche wil graag de lauwering hebben van een adeldom. Dat kán alleen maar als hij zich inschaart in de gezagshiërarchie van dat Roomse rijk. De keizer kan graven benoemen. En een gezagsbereik definiëren via de paus van Rome. Die doet dat bij bulla. Comes Frisionorum. Dat is de titel die Dirc hoopt te scoren.
Rooms koning via Madestein
Rooms: dat is Rome, waar de paus zit. De ultieme gezagsdrager. Dirc geeft daarom privileges aan Ierse Benedictijnen die in Egmond zitten. Ze krijgen kloostergoederen, getijdenboeken, bijbels, een kerkje, reliquiën. Immuniteiten van tol en accijnzen. Als ze dan maar voor Dirc dijken gaan aanleggen zodat Holland, waarover Dirc hoopt te gaan heersen eindelijk droog komt te liggen en ontzilt wordt. Want tot dan toe lopen grote stukken Holland steeds weer onder bij springtij uit zee. De Benedictijnen zijn beroemde dijkers en polderaars in dienst van de graaf van Vlaanderen. Die heeft daardoor adeldom gekregen via de koning van Frankrijk. Dirc hoopt op de keizer van het Roomse rijk, want met de Fransen heeft Holland al lang bonje. Dirc huurt een peloton Benedictijnen in. De abt heeft een dijkconcessie van de paus.
De grote dijkckagie van de Dircen via monniken
Dirc en zijn opvolgers laten zuid- en noordwaarts dijken en trekken westelijk vóór Leidschendam nóg meer zuidwestelijk de duinruggen met dijkparken langs. Dirc II stuit daar op wakke zandreien. Die zijn niet zwaar overwoekerd met helmen, gagels, struiken en bosschages. Daarom zijn ze niet geïntegreerd in het landschap waarvan ze aard- en nagelvast deel uit zouden moeten maken. Loze duinen. De Benedictijnen hebben een alliantie met Cisterciënzers. De eersten zijn dijkspecialisten, de tweeden ontwateraars via molenssystemen. Die hebben faam in Friesland deswege en op Schiermonnikoog, het eiland van de schiere monniken. Zij krijgen concessies voor hun kundes in de twee Mades: de westelijke en de oostelijke, waar wielen, voirden en mades of wades zijn: restanten uit de overstromingen van decennia. Meren, vennen, moerassen. Daar zijn ook kwelders en polders van te maken mits er tjaskers worden gezet: molentjes die op windvang water op pompen. Dat zal een arcadische streek worden die later bezongen wordt door volksdichters. De weidse en wijdvertakte integrale geschiedenis van deze mades, hun bepoldering, bemaling, uitwatering, herdijking en bebouwing, overstroming, ontzilting en ontginning met gewassen en gehuchten is het areaal van de heemkundige Stichting Arcadisch Madestein (io).